Liefde. Geen onderwerp meer besproken of bezongen dan dat. Maar wat is het eigenlijk? Hoe weet je of je lief hebt? Én, is die liefde dan ultiem? Kan er meer of minder liefde zijn? Zijn er voorwaarden nodig om liefde te voelen? Hoe voelt ware liefde?
Ik wist nooit zo goed wat ik van liefde vond. Ik had het vermoeden dat het over een liefdesrelatie tussen individuen ging. Tussen partners, tussen kinderen en hun ouders, dieren en hun verzorgers. Dat er maar één ware liefde op de hele wereld voor mij zou zijn. Dat was althans wat ik leerde van sprookjes. Tegelijkertijd kon ik niet geloven dat iemand onvoorwaardelijk van mij zou kunnen houden want liefde was tot dan toe vooral voorwaardelijk geweest. Dat was mijn beeld van liefde. Inmiddels is dit beeld een stuk ruimer geworden.
Kiezen voor liefde
Wat liefde exact is durf ik niet te zeggen. Maar mijn optiek over hoe daar te komen is vrij rigoureus. Liefde is een keuze. Wij laten ons echter beperken door ons (voor)oordelen. Laat me dit verduidelijken;
Toen je een jong kind was accepteerde je de wereld zoals hij zich aan je presenteerde. Het was alsof je het leven dronk. Alles dat je tegen kwam mocht worden bestudeerd, geproefd, ervaren. Dingen die je aan het lachen maakte, dingen die je lieten huilen. Je liefde stroomde overvloedig. Je levenshouding kon niet opener zijn. Je hield van alles. Wanneer het je pijn deed wist je; ik doe een stapje terug of opzij.
Er was geen vooringenomenheid.
Je hield van mensen, hoe ze er ook uitzagen. Je hield van dieren, hoe ze er ook uit zagen. Van jong tot oud. Van vlinder tot spin.
Langzaam maar zeker leerde je van je ouders en anderen in jouw directe omgeving dat alles een naam had. Dat alles eigenschappen had. Meestal bestempeld als ‘goed’ of ‘fout’. ‘Mooi’ of ‘lelijk’.
Je ontwikkelde je. Waar je eerst altijd in het moment leefde en reageerde wist je nu meer en meer vooruit te denken. Over de toekomst en ook achteruit, over het verleden. Al je ervaringen werden gelabeld. Een situatie die eerst blanco voor je lag kreeg nu alvast een kleur. Je verwonderde je niet meer over de smaak van zand in je mond en het droge gevoel ervan als je een grote hap nam. Je wist dat het ‘zand’ genoemd werd en dat het beter was om er een zandkasteel van te bouwen dan het in je mond te steken, zoals mama of papa zei. Openheid en verwondering maakte plaats voor oordeel en weten.
Ook kreeg je ideeën over wie jij bent. De wereld vertelde je immers dat je een jongen bent of meisje en dat je je dan op een bepaalde manier hoort te gedragen. Anderen vertelden je dat je lief bent of stout, knap of lelijk, introvert of extravert, dat je op je vader lijkt of op je moeder. De wereld vertelde er haast nooit bij dat er zoveel tussenin zit. En dat het idee van één persoon eigenlijk alleen de waarheid van die ene persoon bevat. Dat alles over jou dus net zo goed waar als onwaar zou kunnen zijn.
Liefde werd voorwaardelijk
Je kon alleen nog houden van iets wanneer je er een positief label op had geplakt. Je kon alleen houden van jouw eigenschappen als deze positief door jou werden bestempeld. Je liefde werd voorwaardelijk. Voor alles in de wereld. Voor jou zelf.
Dat je ooit door een bij bent geprikt wil niet zeggen dat het nóg eens gebeurt
Je kunt er niets aan doen dat het zo is gegaan. Dat jij dingen bent gaan geloven over jezelf en anderen. Zo werkt de wereld. Wanneer je eens geprikt bent door een bij wil je jezelf behoeden voor een volgende slechte ervaring. Maar dat je ooit geprikt bent wil niet zeggen dat het nóg eens gebeurt. Dát de bij prikte wil al helemaal niet zeggen dat hij ‘goed’ of ‘slecht’ is. Hij heeft geprikt en niet meer dan dat.
Mijn geloof is dat je kunt houden van de bij die prikt. Hij had het niet op jou gemunt. Je kunt ook houden van je man die zijn vieze sokken niet heeft opgeruimd. Hij vergat het gewoon. Het heeft niets met jou te maken. Je kunt houden van iemand met grote oren. Van iemand met cellulitis. Iemand met grote ogen. Iemand met scheve tanden. Iemand met lang haar. Iemand die bomen knuffelt. Iemand die houdt van rockmuziek. Het is niet ‘mooi’ of ‘lelijk’. ‘Goed’ of ‘slecht’. Het ‘is’ gewoon. Niet meer dan dat. Jouw ideeën over wat waar is zijn jouw ideeën. Ze zijn geen waarheid.
Ware liefde sluit niets uit
Ware liefde sluit niets uit want het kent de oordelen ‘goed’ en ‘slecht’ niet. Liefde ‘kent’ en niet meer dan dat.
Om ware liefde te voelen hoef je niet je ogen dicht te doen en blind te zijn. Om ware liefde te voelen is het nodig blind te zijn voor je oordelen. Ze bestaan niet. Ze zijn bedacht en alles dat je ooit hebt geloofd kun je ook weer verwerpen.
Ik geloof dat liefde veel breder, veel meer is dan wat wij er over het algemeen over geloven. Dat je tegelijkertijd liefde voor meer kan voelen. Voor alle mensen. Voor heel de wereld. Maar daarvoor zal je het idee van ‘goed’ en ‘slecht’ los moeten laten.
Ik ben me ervan bewust dat we als mensheid een behoorlijke weg te gaan hebben om die complete liefde te kunnen ervaren. Ook ik. Oordelen loslaten lijkt misschien wel de moeilijkste opdracht die er bestaat. Het voelt zo veilig. Zo bekend. Zo overzichtelijk om te labelen.
Toch, diep vanbinnen voel je dat het tegen je werkt. Dat er een andere weg moet zijn. Een lichtere, fijnere weg. Dat voortdurend oordelen je belet die ander te accepteren. Van hem te houden. Hem helder te zien
Is dat niet ‘zonde’?